Met een verwarde blik keek hij haar aan voordat hij zijn keel schraapte. “Laat me mezelf herhalen,” bood hij aan, lachend in een poging de spanning te breken, maar zijn beleefde glimlach leek geforceerd, meer ongemak dan vrolijkheid. Hij leek bijna medelijden met haar te hebben.
“Julia,” begon de priester opnieuw, “Neem je deze man tot je echtgenoot, om samen te leven in de heilige echt, om van hem te houden, hem te eren, hem te troosten en hem te bewaren in ziekte en in gezondheid, alle anderen verlatend, zolang jullie beiden zullen leven?” Julia voelde zich alsof ze stikte in de woorden, haar keel strak van de zenuwen. Ze keek omlaag naar haar handen, die die van een oudere man omklemden. Ze keek op en zag Harold, een man die 37 jaar ouder was dan zij, voor haar staan.
Ze had nooit gedacht dat haar leven zich op deze manier zou ontvouwen. Haar trouwdag had de gelukkigste dag van haar leven moeten worden; een gebeurtenis vol gelach, applaus en warme wensen voor het pasgetrouwde stel. Ze had ervan gedroomd om in een Assepoester-achtige jurk aan te komen en haar geloften uit te wisselen met een uitzonderlijk knappe man. Ze droeg de jurk, maar de man die voor haar stond, was verre van haar ideale bruidegom. Het leven, zo leek het, was van haar plannen afgeweken. Of was dit meer dan het leven zelf? Het was moeilijk te geloven dat dit haar lot was. Dit had niets te maken met het lot of het pad dat ze had moeten bewandelen. Dit was haar eigen ingewikkelde plan.