Peter staarde al uren naar de ijsberg en zijn hoogwaardige verrekijker bracht het ijzige oppervlak scherp in beeld. Hij kon niet anders dan zich verbazen over het spel van zonlicht op het oppervlak, dat een betoverend schouwspel van blauw en wit creëerde dat bijna surrealistisch leek. De pure grootsheid van de schepping van de natuur fascineerde hem en elke blik onthulde nieuwe patronen en geheimen die in het ijs verborgen waren.
Terwijl hij zijn blik op het topje van de ijsberg richtte, trok een plotselinge beweging Peters aandacht. Zijn hart sloeg een slag over. “Het is onmogelijk…” fluisterde hij terwijl zijn adem stokte in zijn keel. “Kan dat?” mompelde hij, knipperend om beter te zien. Wat hij zag was volkomen onverwacht, een levendige anomalie temidden van de ijzige vlakte. Te midden van de verstilde schoonheid van het bevroren landschap stak een kleurenpracht af, levendig en pulserend, in schril contrast met de monochrome wereld om hem heen. De ontdekking stuurde een rilling door zijn aderen…