Ondanks zijn inspanningen kon Peter de details van het mysterieuze schouwspel dat zijn aandacht had getrokken niet helemaal onderscheiden. Hij was er echter zeker van dat er iets was, doelgericht bewegend door het ijzige landschap. De glimp was genoeg om zijn nieuwsgierigheid te wekken, een glimmende vlek op het kale wit van de ijsberg.
Na een paar gespannen seconden verdween de beweging, gleed geruisloos naar de andere kant van de ijsberg en liet Peter niets anders achter dan het koude, stille oppervlak van het ijs. Hij stond daar, de verrekijker nog steeds tegen zijn ogen gedrukt, en een mengeling van verwarring en fascinatie overviel hem. “Wat zou dat in hemelsnaam kunnen zijn?” mompelde hij tegen zichzelf terwijl de mogelijkheden door zijn hoofd spookten. De plotselinge verdwijning van de beweging voedde zijn nieuwsgierigheid en veranderde die in een brandend verlangen om de geheimen van het ijs te ontrafelen.