John Baxterns angstaanjagende ontdekking van een vreemde ‘slang’ in zijn toilet was slechts het topje van de ijsberg. Hij wist niet dat hem een reeks onaangename verrassingen te wachten stond…
“WAT IS DAT?!” gilde John, zijn stem weerkaatste tegen de betegelde muren van zijn badkamer. Zijn ogen waren zo groot als schoteltjes, gefixeerd op het griezelige schouwspel voor hem. Iets dat totaal niet op zijn plaats was, lag lui in zijn toiletpot, het glimmende lichaam glinsterde onder het felle licht.
Zijn eerste instinct was om weg te rennen, om zo ver mogelijk van het wezen vandaan te komen. Maar een onverklaarbare fascinatie hield hem op zijn plaats. Hij was een gewone man die een gewoon leven leidde in het slaperige stadje Maplewood, en bij gewoon hoorde niet het vinden van vreemd uitziende ‘slangen’ in je toilet.
Als gepensioneerd leraar Engels aan de plaatselijke middelbare school was het vreemdste waar hij ooit mee te maken had gehad de verbijsterende interpretaties die zijn leerlingen hadden voor klassieke literatuur. John was een geaarde man, die de voorkeur gaf aan de rust en voorspelbaarheid van zijn routine. Hij vond zijn rust in de welsprekende dans van woorden over de pagina’s van tijdloze literaire werken, of in het rustgevende gezelschap van de levendige vogelgemeenschap van Maplewood. Maar dit, wat ‘dit’ ook was, was niet vredig of voorspelbaar. Het was… iets anders.
John Baxtern werd die ochtend vroeg wakker door het zoete koor van zangvogels. Hij was een eenvoudige man met een voorliefde voor vogels kijken, een hobby die hem troost bood in zijn gouden jaren. Maar deze ochtend, een gewone dinsdag, zou anders blijken te zijn dan alle andere.
Hij was een man van routine en respectabiliteit, met een afgemeten bestaan genesteld in de schilderachtige buitenwijken van Maplewood. Als gepensioneerde die zijn leven had gewijd aan het vormen van jonge geesten als leraar Engels, had John een kalm leven gecultiveerd dat zoemde op het comfortabele ritme van vertrouwdheid en voorspelbaarheid. Hij woonde alleen in zijn koloniale huis met twee verdiepingen, compleet met een wit hek en een tuin vol bloeiende hortensia’s en rozen.
Het was een rustig, vredig leven, ver weg van de sensatiekoppen van het dagelijkse nieuws of de filmische spanning van Hollywood kaskrakers. Daarom kwam de angstaanjagende ontmoeting van vandaag zo hard aan. Het was iets waarvan hij nooit had gedacht dat het hem in een miljoen jaar zou overkomen…
Tijdens zijn werkzame jaren werd hij vereerd om zijn geduld, kennis en het griezelige vermogen om de meest ingewikkelde sonnetten van Shakespeare voor zijn studenten te vereenvoudigen. Zijn collega’s bewonderden hem om zijn toewijding, zijn studenten om zijn wijsheid. Maar lesgeven was verleden tijd en nu waren zijn dagen gevuld met andere bezigheden.
In zijn vrije tijd vond John troost in vogels kijken, een hobby die hem zowel een band met de natuur verschafte als een zachte echo van zijn tijd als leraar. De vogels waren nu zijn leerlingen, elke soort met zijn eigen zang, gewoonten en eigenaardigheden. Hij begon ze ook te schetsen en zijn huis was versierd met gedetailleerde potloodtekeningen van roodborstjes, mussen, blauwe gaaien en nog veel meer. Zijn wereld was er een van vogelgeluiden, schetspotloden en vredige stilte tot de ontdekking van die ochtend.