Maar niet iedereen deelde hun enthousiasme. Bonnie stond in de verte, haar uitdrukking onleesbaar. Bonnie’s ogen schoten nerveus van het ene ei naar het andere, een knagende zorg bekroop haar. “Wat als dit de eieren zijn van een gevaarlijk wezen, dat op de loer ligt om toe te slaan?”. Haar hart ging tekeer toen ze de mogelijkheden overwoog – misschien waren het wel slangeneieren, of erger. Ze kon de gedachte geen levend wezen kwaad te doen niet verdragen, maar tegelijkertijd wist ze niet of ze in staat was zoiets onheilspellends groot te brengen.
Jacks pogingen om Bonnie te kalmeren waren mislukt, waardoor ze in een spiraal van onbehagen en paranoia terecht was gekomen. Als eigenaresse van een boerderij wist ze maar al te goed het verschil tussen kippeneieren en de enorme objecten die voor haar stonden. Jacks geruststellingen maakten haar angst voor het onbekende alleen maar groter, omdat ze ervan overtuigd was dat deze eieren niet afkomstig waren van een wezen dat ze ooit eerder was tegengekomen.