Het was gedempt, gespannen. “Nee, ik zie je straks,” fluisterde ze, haar woorden nauwelijks hoorbaar maar genoeg om John te doen stoppen. Er was iets vreemds, iets in haar toon waardoor hij stopte.
John was dit niet gewend. Het huis voelde anders, bijna buitenaards, alsof het was veranderd terwijl hij in het donker bleef. Het licht dat de ramen overspoelde, voelde als een verre herinnering, een helderheid die hij zich alleen in gefragmenteerde gedachten kon herinneren.