Aanvankelijk waren George en Zoë blij dat Rex er was, maar zijn onverwachte gedrag begon hen zorgen te baren. Volgens Corey was Rex altijd een kalme en goed opgevoede hond geweest, dus deze plotselinge verandering maakte hen verbijsterd en bezorgd. Terwijl het blaffen en krabben aanhield, knaagde de onzekerheid aan George, wat hem ertoe aanzette om Corey te bellen. Hij pakte de telefoon en draaide Corey’s nummer, in de hoop dat hij wat licht kon werpen op het raadselachtige gedrag van Rex.
George vertelde Corey snel over het vreemde gedrag van Rex, zijn stem klonk bezorgd. Corey, aan de andere kant van de lijn, was verbijsterd. Bij elk woord van George kreeg hij een beeld van een Rex die hij nauwelijks herkende. In een poging om de zorgen van George en Zoë weg te nemen, sprak Corey zijn gedachten uit: “Ik vraag me af of Rex stress heeft omdat ik er niet ben”.