George was met iemand aan het bellen en al snel was hij de politie aan het bellen. Het aanhoudende kloppen van de vreemde man had een mix van emoties losgemaakt bij Zoë. Ze voelde zich opgelucht dat George hun veiligheid serieus nam, maar de onzekerheid knaagde aan haar. Zoë’s hart bonsde in haar borstkas. “Wat gebeurt er?”, fluisterde ze. In de verte klonken sirenes die de komst van de politie aankondigden. De mysterieuze man had de benen genomen, maar George had de beelden van de deurbelcamera klaar om aan de autoriteiten te laten zien.
Boven, in de slaapkamer, had Rex zich bij Zoë gevoegd en haar een gevoel van troost en veiligheid gegeven. “Zoë!”, verbrak de stem van George, doorspekt met urgentie, de stilte. “De politie is hier, ze willen met je praten.” Het woord politie veroorzaakte een wervelwind van gedachten in Zoë’s hoofd. “Gaat het over de man? Hebben ze hem gepakt?”, vroeg ze zich af. Ze bleef op het bed liggen, genietend van Rex’ veiligheid. Maar toen George haar nog twee keer riep, zette de urgentie in zijn stem haar aan om naar beneden te gaan. Ze dacht dat het was om de indringer te bespreken, maar de werkelijkheid had een andere verrassing.