Naarmate het verhaal vorderde, raakte de schrijver geobsedeerd door het vinden van een legendarisch wit berenjong, waarvan gezegd werd dat het in de donkerste delen van het bos leefde. Wat begon als een ontdekkingstocht veranderde in een gevaarlijke obsessie, zijn opwinding veranderde in een meedogenloze jacht.
De laatste aantekening in het dagboek gonsde van koortsachtige opwinding en beschreef zijn eerste aanblik van het mythische welpje. Hij noemde het “de mythe in vlees en bloed” en het handschrift leek te trillen van opwinding. Dit moment markeerde een keerpunt in zijn grote avontuur.