Jacob voelde een mengeling van walging en vastberadenheid. Hij greep het dagboek vast en wist dat hij iets moest doen om deze gevaarlijke daad te stoppen. Jacob bladerde dringend door het dagboek, zijn ogen gleden over kaarten en krabbels op zoek naar een hint van waar de vallen waren of de laatst bekende plek van het welpje.
Jacobs vingers bevroren op een pagina waarop een reusachtige rots stond afgebeeld, waarvan de gekartelde randen minutieus waren geschetst. De aantekeningen van de reiziger ernaast beschreven de locatie als het middelpunt van zijn vallen – een plek waar geursporen het mythische witte berenjong in een val zouden lokken.