Elke dag besteedde Jacob zijn uren aan het lesgeven in wiskunde aan middelbare scholieren in de stad. De terugkeer naar huis was een ritueel dat hij koesterde – Bernie stond altijd voor de deur te wachten, met kwispelende staart, gretig voor hun avondwandeling. Het was een eenvoudig plezier, aardend en vertrouwd, een tegenwicht voor de eisen van de dag.
Hun wandelingen volgden een bekende route, weefden door paden die gehuld waren in torenhoge dennenbomen en zachte flarden van gouden licht. Terwijl de wereld om hen heen tot rust kwam, liet Jacob zijn gedachten de vrije loop, het ritme van Bernie’s stappen naast hem een troostende constante. Het was een gewone avond, althans zo leek het.