Abrupt hield Milo’s geblaf op. De stilte liet Wade’s oren suizen. Hij dwong zichzelf om sneller te lopen, op zoek naar voetafdrukken in het zachte bladerdek. Elk gebarsten takje klonk donderend in de stilte. Schaduwen kromden zich om hem heen, een griezelig toneel voor de confrontatie die hij voelde aankomen.
Toen hij door het laatste struikgewas brak, vond Wade een kleine open plek waar de bleke gloed van de maan liet zien dat Milo stokstijf stond. Het hele lichaam van de hond trilde van spanning, zijn blik gericht op een torenhoog figuur. Wade’s adem stokte: het was een eland, breedgeschouderd en ontegenzeggelijk massief, zijn gewei een indrukwekkende kroon van bot.