Heel langzaam boog hij zijn massieve kop, waarbij de ruwe vacht van zijn snuit tegen Wade’s dij streek. Instinct zei hem terug te deinzen – dit was tenslotte een wild dier – maar de zachtheid van die vluchtige aanraking was opzienbarend. Milo bleef stil maar zichtbaar alert, zijn staart stijf, alsof ook hij de pijn van het wezen herkende.
De tijd leek zich uit te rekken, elke ademhaling werd uitvergroot in Wade’s longen. Hij staarde naar de trillende flanken van de eland en nam de gewonde poot in zich op die donker glinsterde onder het zwakke schijnsel van de maan. Er woedde een conflict in hem: vluchten of medelijden, terreur of empathie. Op dat moment won zijn empathie.