Uiteindelijk verraadde het zwakke maanlicht een uitdunning in de bomen. De eland leidde hem naar een kleine open plek, waar bleke stralen als een spookachtige schijnwerper door de bomen schenen. Wade’s ogen pasten zich aan en zagen een onverwachte aanblik: een gedeeltelijk ingestorte tent, de nylon wanden slap alsof ze haastig waren achtergelaten.
De lucht rook naar aanhoudende rook en sintels gloeiden zwakjes in een geïmproviseerde vuurring. Verspreid over de grond lagen spullen die wezen op een menselijke aanwezigheid die nog niet zo lang geleden had plaatsgevonden. Tussen de brokstukken stond een statief als een stille schildwacht met een camera erop.