De vertrouwdheid van deze wandelingen suste Wade en gaf hem een gevoel van verbondenheid dat hij in de stad nooit had gevonden. Maar die avond brak de rust. Toen Wade de riem aan Milo’s halsband deed en naar buiten stapte, voelde de lucht anders.
De lucht voelde anders – zwaarder, geladen met een onderstroom van onbehagen. De zon was al achter de bergtoppen gezakt en liet nog sporen van de schemering achter. Milo stond stil op de drempel, zijn oren gespitst alsof hij een verstoring in het donker wordende bos voelde.