Het interieur van het huis hielp niet. Het was gevuld met vreemde, verontrustende voorwerpen die Henry’s onbehagen alleen maar groter maakten. Planken vol oude, stoffige boeken in een taal die hij niet kon lezen, de pagina’s vergeeld en broos door de ouderdom.
Vreemde snuisterijen – vreemd houtsnijwerk, vervaagde foto’s van lang vergeten mensen en bizarre voorwerpen die eruit zagen alsof ze in een museum thuishoorden – lagen verspreid door de kamers. Het voelde alsof iets of iemand hem in de gaten hield vanuit de donkere hoeken van het huis, verborgen net buiten het zicht.