Jacob zuchtte en haalde een hand door zijn haar voordat hij zichzelf overeind duwde van de stoel. De woorden van de officier klonken nog na in zijn hoofd toen hij het bureau uitliep. Hij klom in zijn auto en sloeg de deur dicht. De motor rommelde en hij reed de lege weg op, terwijl zijn gedachten op hol sloegen.
Glendale was een klein, bergachtig stadje waar het bos niet alleen een landschap was, maar ook een manier van leven. Jacob was opgegroeid tussen de bomen, zijn ouders waren boswachters. Hij kende elk verborgen spoor, elk gefluister van de wind. Nu voelde het bos voor het eerst vreemd aan. Er was iets mis.