Die avond kwam Veronica weer naar James toe, met een lage stem en een ongemakkelijk gevoel. “Er klopt iets niet,” mompelde ze, terwijl ze haar armen over elkaar sloeg alsof ze zich afschermde van haar eigen gedachten. Maar James glimlachte alleen maar minachtend. “Ze heeft zich nooit vreemd gedragen in mijn buurt.”
En hij had geen ongelijk – wanneer James voor Esther zorgde, gedroeg ze zich onberispelijk. Ze was lief en aanhankelijk, overlaadde hem met kusjes, krulde zich in zijn armen als de perfecte dochter. Op die momenten zag James geen reden om haar gedrag in twijfel te trekken.