Kiara’s hoofd schoot omhoog, verwarring flikkerde over haar gezicht. Haar maag zakte naar beneden toen ze de man in uniform bij de balie zag staan. De agent, groot en imposant, draaide zich met een strenge uitdrukking naar haar om. Zijn ogen waren op de hare gericht terwijl hij naar haar toe liep. “Mevrouw,” zei hij streng, “ik ben bang dat u met mij mee moet komen naar het bureau.”
“Wat?” Kiara’s stem kraakte, paniek borrelde naar de oppervlakte. “Waarom? Waar heb je het over? Ik heb niets gedaan!” Haar woorden kwamen er haastig uit terwijl ze tussen de agent en meneer Hermann keek, wanhopig op zoek naar antwoorden. Meneer Hermann ontweek haar blik, zijn gezicht onleesbaar, wat haar groeiende angst alleen maar groter maakte.