En toch zat hij hier, op nog geen armlengte afstand. De gelijkenis was angstaanjagend – van de grijstinten in zijn haar tot de fijne plooitjes in zijn ooghoeken als hij glimlachte. Het leek dezelfde man die Natalie had liefgehad en opgevoed, maar waarom keek hij naar haar alsof hij haar niet kende?
Elk rationeel instinct vertelde Natalie dat deze man onmogelijk haar vader kon zijn. Maar haar bonzende hart overstemde de rede, gefixeerd op de levende geest voor haar. Ze bestudeerde elke centimeter van zijn gezicht, op zoek naar zelfs het kleinste verschil, een onvolkomenheid in dit fantoom van haar vader, zodat ze zichzelf kon troosten dat ze niet gek aan het worden was.