Tanner loensde door de sneeuwstorm en probeerde de boot te vinden. Maar de sneeuw was zo dik, zo meedogenloos dat het alles op zijn weg had opgeslokt, inclusief zijn enige manier om te ontsnappen. De tijd leek eindeloos te rekken terwijl Tanner gehurkt op de ijzige richel zat en de storm om hem heen raasde.
Eindelijk, na wat aanvoelde als een eeuwigheid, begon de storm te liggen. De wind nam af, de sneeuw stopte met zijn meedogenloze aanval. Tanner, rillend en uitgeput, durfde omhoog te kijken, biddend dat de boot tevoorschijn zou komen uit de verdwijnende storm.