Tanners hart bonsde toen hij zijn blik op het gebouw in de verte richtte, een sprankje hoop sneed door de koude gevoelloosheid die zich over hem had verspreid. Elke stap was een inspanning, maar de aanblik van het gebouw stuwde hem vooruit.
Toen hij eindelijk bij het bouwwerk was, pauzeerde Tanner terwijl hij de aanblik voor zich in zich opnam. Het was een oud weerstation, of wat er van over was. Het lag half onder de sneeuw, de muren waren bevlekt met roest en slijtage door jarenlange blootstelling aan de elementen.