Maar naarmate de seconden verstreken, bleef het geluid aanhouden – een lage, constante ruis, als het zwakke gebrom van een oude radio die worstelt om een signaal op te pikken. Tanners hart ging tekeer, zijn pols versnelde terwijl hij zijn best deed om te luisteren. Verbeeldde hij het zich?
Er was hier tenslotte niemand behalve hij en de welp. Maar de ruis werd luider, sneed door de stilte met een griezelige hardnekkigheid die zijn zenuwen op scherp zette. Tanner ging rechtop zitten, zijn lichaam gespannen van hoop en angst.