Vissers naderen een ijsberg om een gestrand dier te redden – maar wat ze ontdekken is veel angstaanjagender

Terwijl ze vol ontzag naar de ijsberg staarden, viel Jacob iets op. Aan de uiterste rand van het ijs, net waar het begon af te hellen naar het water, bewoog iets. Hij kneep zijn ogen dicht, zijn adem stokte in zijn keel toen hij de vorm probeerde te onderscheiden.

Tanner stelde de verrekijker bij en zijn hartslag versnelde toen hij zich op de vorm in de verte concentreerde. De figuur was klein, bewoog langzaam over het ijs, nauwelijks zichtbaar tegen het verblindende wit van de ijsberg. Zijn gedachten raasden over mogelijkheden – was het een zeehond?