Maar hij bleef schreeuwen. “ZIE JE NIET DAT HIER IEMAND ZIT?!” ging hij verder. Hij zag er echt boos uit. Maar hoe kon dat? Hij zou niet boos op haar moeten zijn. Hij had zijn stem nog nooit zo tegen haar verheven. Waarom deed hij alsof hij haar niet kende?
Lena’s ogen begonnen te tranen terwijl ze hem aankeek, verstijfd op haar plaats. Plotseling voelde ze een stevige hand op haar schouder. Het was haar collega Cassandra. “Accepteer alsjeblieft mijn excuses namens mijn collega,” zei ze, “ik zal dit meteen opruimen.” Ze glimlachte naar de man en gaf Lena een strenge blik.