Eindelijk uit haar bevroren toestand, werd Lena zich bewust van haar omgeving – de mensen die naar haar staarden, haar collega Cassandra die een beetje boos keek, en de gemorste koffie overal. Ze voelde zich beschaamd, verward en gekwetst, een wervelwind van emoties overspoelde haar. Ze wist alleen dat ze daar weg moest.
Dus wurmde ze zich snel door het gangpad en zonder iets te zeggen haastte ze zich terug naar de kombuis. Daar kon ze eindelijk weer ademen. Het duurde niet lang voordat de rust in haar hoofd werd onderbroken door het luide geschreeuw van haar collega Cassandra. “Wat was dat?!” wierp ze Lena een boze blik toe. “Daarom heb ik je gewaarschuwd om niet zo snel weer te komen werken, Lena. Je hebt rust nodig, je bent nog niet klaar om te werken!”