Overstromingen verzwolgen hun huis, maar er dreef ook iets angstaanjagends mee.

Terwijl ze bij het raam zaten en probeerden warm te blijven, zagen ze door de regen iets. Een koe was vastgebonden aan een boom, haar lichaam half ondergedompeld in het stijgende water. De koe slaakte een wanhopige kreet, zijn ogen wild van angst. Aditya voelde een brok in zijn keel ontstaan. “Ze kunnen het daar niet achterlaten,” mompelde zijn grootvader. “Het zal verdrinken als het water nog meer stijgt.”

Uren gingen voorbij en het gehuil van de koe werd zwakker. Net toen Aditya dacht dat het arme dier ten dode opgeschreven was, hoorden ze het lage geronk van een bootmotor. Door de regen kwam een legerboot tevoorschijn met soldaten die over de rand leunden en het gebied afspeurden. Ze bereikten de koe, sneden het touw door dat de koe aan de boom had vastgebonden en trokken het bange dier aan boord.