Overstromingen verzwolgen hun huis, maar er dreef ook iets angstaanjagends mee.

“Als het water blijft stijgen, drijf ik weg,” zei zijn grootvader plotseling, met een vreemde, koortsige glinstering in zijn ogen. “Wat bedoel je?” Vroeg Aditya, half humoristisch, half bezorgd. “Ik heb het door,” zei zijn opa. “De drinkwaterflessen. Ik bind ze aan me vast met de rubberen slangen van je reservebanden. Ze houden me drijvende. Ik zal wegdrijven, weg van dit alles.”

Aditya schudde zijn hoofd. “Je gaat nergens heen, opa. We worden gered voordat het zover komt.” De koorts had duidelijk zijn tol geëist van de oude man, maar Aditya kon het niet opbrengen om tegen te spreken. Hij zou zijn grootvader in zijn vreemde plan laten geloven als dat hem wat troost gaf. Ondertussen bleef Aditya het waterniveau controleren, biddend dat het niet nog hoger zou worden.