Overstromingen verzwolgen hun huis, maar er dreef ook iets angstaanjagends mee.

Hij ging langzaam achteruit, zijn hart bonkte, zijn hoofd ging tekeer met mogelijkheden. Wat was er in hun huis? Hij pakte een zaklamp en scheen ermee in het troebele water. Toen zag hij het. Een slang. Maar niet zomaar een slang.

Hij was massief, zijn lichaam lag traag opgerold in het water en nam het grootste deel van de ruimte onder aan de trap in beslag. Haar huid was glad en glinsterend, de schubben reflecteerden het zwakke licht in griezelige patronen. Het moet door de open deur het huis zijn binnengekomen, meegevoerd door de overstroming.