Aditya’s ongerustheid groeide met de minuut. De hitte, de vochtigheid en het gebrek aan voedsel putten hem uit, zowel lichamelijk als geestelijk. Hij kon het gevoel niet van zich afschudden dat er iets ergers stond te gebeuren. En dan was er nog de slang – haar aanwezigheid was groot.
Hoewel de slang niet veel had bewogen, bezorgde het geluid van het sporadische geklots in het water beneden Aditya koude rillingen over zijn rug. Hij stelde zich voor hoe het reusachtige wezen zich langzaam een weg naar boven baande, zijn massieve lichaam dichter bij elke plons.