Hazel stond verstijfd, haar adem stokte in haar keel toen ze oog in oog stond met de enorme beer. De ogen van het wezen richtten zich op de hare en in plaats van de angst die ze verwachtte, begon een vreemd gevoel van nieuwsgierigheid haar te vervullen.
Ze had moeten wegrennen, maar haar voeten bleven aan de grond genageld. De aanwezigheid van de beer was magnetisch, trok haar dichterbij in plaats van haar weg te duwen. Hazels hartslag versnelde, niet van schrik, maar van een vreemde band die ze niet kon verklaren, alsof de beer haar iets probeerde te vertellen.
Het bos om hen heen vervaagde, waardoor alleen Hazel en de beer overbleven in een moment dat aanvoelde als een droom. Haar gedachten gingen tekeer en ze vroeg zich af of dit echt was of gewoon een truc van het bos. De lucht was vol spanning, maar toch kon ze het gevoel niet van zich afschudden dat deze ontmoeting voorbestemd was.