De bobcat stond in het midden van het pad en staarde naar Claire. Zijn gouden ogen waren op de hare gericht, zonder te knipperen. Hij bewoog niet, rende niet weg, keek alleen maar naar haar alsof hij had zitten wachten. Toen, zonder waarschuwing, draaide het zich om en glipte de bomen in. Het wilde dat ze volgde.
Claire’s adem stokte. Dit was geen normaal gedrag. Wilde dieren zochten geen mensen op en ze leidden ze al helemaal niet ergens naartoe. Haar instinct schreeuwde om om te draaien, om de andere kant op te lopen. En toch aarzelde ze.
Het pad strekte zich uit en verdween in dikke bomen. De bobcat was nu nauwelijks zichtbaar, zijn gevlekte vacht vermengde zich met de schaduwen. Maar toen zag ze het – een andere beweging, lager bij de grond. Iets anders was daar beneden, langzaam dichterbij komend.