Ze volgde een wolf het bos in. Wat ze vond veranderde haar leven!

Toen kwamen de tranen, oncontroleerbare snikken ontsnapten haar lippen terwijl ze smeekte: “Je bent een monster! Hoe kun je onschuldige wezens doden? Heb je dan geen menselijkheid meer over?” Haar stem trilde, elk woord was doortrokken van wanhoop. Maar haar pleidooi leek hem alleen maar te amuseren.

Hij gooide zijn hoofd achterover en lachte, een wreed, spottend geluid dat als een waarschuwing door het donkere bos galmde. “Denk je dat je me kunt vertellen wat ik moet doen? Je bent niets. Zwak. Hulpeloos. Zielig.” Hij spuugde de woorden, stuk voor stuk doorspekt met minachting.