Het besef kwam als een vloedgolf over Daniella heen – ze was gered. De wolf had haar beschermd en nu, meer dan ooit, voelde ze een felle vastberadenheid in haar opkomen. Ze wist dat ze het gevangen wezen moest redden, niet alleen voor de wolf, maar ook voor zichzelf, om te bewijzen dat ze zelfs in de donkerste momenten sterk kon zijn.
Daniella verzamelde haar moed en naderde langzaam het gevangen dier met een kniptang in haar hand, haar hart bonkend onder de intense blik van de volwassen wolf. De lucht om hen heen was dik van spanning, een stille impasse waarin mens en dier elkaars intenties zorgvuldig beoordeelden, beiden op hun hoede maar gedreven door instinct.