Hij gaf nog een por, iets steviger deze keer, maar nog steeds gebeurde er niets. Zijn vingers klemden zich om de hamer en hij deed een voorzichtige stap naar voren. Hij slikte diep, stak zijn hand uit en veegde de overtollige sneeuw weg. Hij zag een gematteerde vacht, bruin en grijs, samengeklonterd in kleine bevroren plukjes.
Een konijn. De aanblik ervan deed de wind deze keer op een andere manier uit zijn borst slaan. Het was zo stil dat hij bijna dacht dat het al weg was, maar toen – net – zag hij het, het vaagste stijgen en dalen van zijn kleine lichaam. Het ademde. Maar nauwelijks.