Maar de zwakke, moeizame bewegingen van het hert waren onmogelijk te negeren. Het kleine, hulpeloze dier bezweek onder de kou en elke seconde aarzelen zou zijn lot kunnen bezegelen. Allan bleef staan, heen en weer geslingerd tussen zelfbehoud en een overweldigend gevoel van plicht om iets te doen – wat dan ook – om te helpen.
Met een diepe zucht zette hij een stap terug in de richting van het huis, zijn opties afwegend. Hij zou een hulpmiddel nodig hebben om het reekalf van het hek te redden. De brede, bange ogen van het reekalf bleven op hem gericht, een stille smeekbede die hij niet van zich af kon schudden toen hij zich naar de schuur draaide.