Allan wilde net in bed gaan liggen toen de deurbel klonk en de avondstilte doorbrak. Hij zuchtte en voelde de pijn in zijn gewrichten toen hij naar de deur schuifelde. Daar stond het buurmeisje, haar adem stokte in de ijskoude lucht.
“Meneer Rogers, er zit een bruin dier in uw achtertuin,” zei ze, met een bezorgde stem. “Het zit er al sinds vanmorgen en ik ben bang dat het gaat bevriezen.” Allan knipperde met zijn ogen. Een dier? In zijn tuin? Hij had de hele dag nog geen enkel geluid gehoord, maar de angst van het meisje was onmiskenbaar.