Toen Allan de tuin naderde, zag hij het bruine dier, opgekruld in een strakke bal in de buurt van het hek. Zijn vacht was gematteerd en vuil, half bedekt met sneeuw en nauwelijks te onderscheiden. Hij kwam dichterbij, zijn hart ging sneller kloppen van bezorgdheid en voorzichtigheid.
Allan hield afstand, zijn ogen gericht op het wezen terwijl zijn hartslag sneller ging. Toen hij langzaam dichterbij kwam, stokte zijn adem in zijn keel toen hij zag dat het een babyhert was! Het jong leek kwetsbaar, maar Allan wist wel beter.