Een boer ging het bos in voor brandhout, maar hij vond iets ijzingwekkends in een ijskast.

Het bos strekte zich eindeloos uit voor Henry, de besneeuwde bomen wierpen lange schaduwen in het bleke winterlicht. Het gekraak van zijn laarzen op de bevroren grond was het enige geluid terwijl hij zich een weg baande dieper het bos in, de stille eenzaamheid knaagde aan de randen van zijn gedachten.

Hij stopte abrupt, zijn adem stokte toen het licht glinsterde op iets onnatuurlijks voor hem. Een massief blok ijs stond langs de oever van de rivier, het gladde oppervlak glinsterde zwakjes in het zwakke zonlicht. Binnenin doemde een schimmige figuur op, vervormd en onherkenbaar onder de ijslagen.

Het bos om hem heen voelde plotseling levend aan, en niet op een geruststellende manier. Hij wist dat er iets niet klopte toen een ongemakkelijk gevoel zich in zijn maag nestelde. Maar hij wist niet dat zijn onderbuikgevoel helemaal juist zou blijken te zijn. Hij stond op het punt een ontdekking te doen die zijn leven op zijn kop zou zetten.