“Een wezen,” zei Henry, terwijl hij zijn stem verlaagde. “Ik kan het niet goed zien, het is helemaal bevroren. Maar het is groot en het is geen dier dat ik eerder heb gezien.” Er was een lange pauze aan de andere kant van de lijn. Toen zei Sophie: “Je maakt een grapje, toch?”
“Ik meen het, Sophie. Het is net buiten de hut. Je moet komen kijken.” Sophie zuchtte, maar er klonk een spoor van opwinding in haar stem. “Oké, ik ben er over een uur. Raak het niet aan en doe niets stoms tot ik er ben.” Henry lachte. “Geen beloftes.”