Een boer ging het bos in voor brandhout, maar hij vond iets ijzingwekkends in een ijskast.

Hij voerde de kippen, strooide graan over het besneeuwde erf en zorgde ervoor dat de waterbak van de schapen niet bevroren was. De dieren leken zich niet op hun gemak te voelen en bewogen zich onrustig alsof ze de storm voelden aankomen. Henry werkte snel, de kou knaagde zelfs door zijn handschoenen heen aan zijn vingers.

Zodra de dieren waren gesetteld, richtte Henry zijn aandacht op de houtstapel. Terwijl hij door de kniediepe sneeuw naar de achterkant van de hut sjokte, mompelde hij onder zijn adem over de kou. Toen hij bij de houtstapel kwam, fronste hij zijn wenkbrauwen.