Door de dichte groep bomen voor hem flikkerde een vreemd, glinsterend licht. Het was zwak, maar het stak af tegen het gedempte wit en grijs van het winterlandschap. Fronsend ging hij rechtop staan en veegde zijn voorhoofd af.
“Wat is dat nu weer?” mompelde hij. Hij werd nieuwsgierig en legde zijn bijl neer om naar het licht toe te sjokken. Henry volgde het schijnsel door de bomen tot hij op een kleine open plek kwam. Daar, half verscholen in een berg sneeuw en ijs, lag iets dat hij niet helemaal begreep.