Het voelde als een strijd tussen zijn hart en zijn hoofd. Zijn hoofd spoorde hem aan om zo ver en zo snel mogelijk te vluchten. Maar iets aan de gorilla zorgde ervoor dat zijn hart iets anders wilde doen. Toen Paul eindelijk de moed verzamelde om in de ogen van de gorilla te kijken, besefte hij meteen dat er iets ernstig mis was.
Pauls adem stokte. Hij was al eerder gorilla’s tegengekomen, maar nog nooit zoiets als dit. Ze was massief – onnatuurlijk. Haar brede borstkas rees en daalde met moeizame ademhalingen en haar donkere vacht glinsterde van het zweet. Ondanks haar torenhoge gestalte was haar uitdrukking niet vijandig. Er was iets anders, iets dat een rilling over zijn rug liet lopen.