Matilda’s adem stokte in haar keel. “Maar er moet toch iets zijn… iets wat we kunnen aanvechten?” vroeg ze, wanhoop in haar stem sluipend. John zuchtte en schudde langzaam zijn hoofd. “Hij heeft het waterdicht gemaakt, Matilda. Er is heel weinig grond voor jou om op te staan.”
Een golf van ongeloof overviel Matilda terwijl ze zijn woorden in zich opnam. Haar handen klemden zich in haar schoot, haar knokkels werden wit. Hoe kon Vincent, de man die ze al veertig jaar vertrouwde, zo’n berekend verraad plannen? Ze voelde woede vermengd met een diep gevoel van verlies.