Vincent draaide zich om naar de menigte, maar hij zag alleen maar gezichten vol veroordeling en minachting. Hij opende zijn mond om te spreken, om het beetje waardigheid dat hij nog had te redden, maar de woorden wilden niet komen. Hij zat gevangen in het web van zijn eigen leugens.
De mensen begonnen harder te mompelen, sommigen fluisterden tegen hun buren, anderen wezen openlijk naar hem. Vincents schouders zakten in elkaar; hij was blootgesteld, kwetsbaar en volkomen verslagen. Het leven dat hij probeerde op te bouwen uit bedrog was voor zijn ogen uiteengevallen.