Vincent aarzelde en stond op de drempel, verscheurd tussen weggaan en blijven. Zijn ogen bleven op haar rusten alsof hij iets zocht, maar Matilda’s blik was afstandelijk en gelaten, een onuitgesproken afscheid hing in de lucht. Met een zucht draaide hij zich om en liep naar buiten.
Matilda keek toe vanuit het raam, haar handen stevig voor zich geklemd. Ze zag Vincent de oprit aflopen, zijn gestalte krimpend in de schemering. Toen hij de straat bereikte, stopte er een slanke, onbekende sedan en hij stapte in zonder om te kijken.