Helaas, toen ze op het punt kwam dat ze het moest gebruiken, merkte niemand anders het. Of misschien wilden ze het niet merken. Sandra sloot haar ogen en dacht eraan terug. De herinnering was een schaduw, altijd op de loer, een herinnering aan haar gelofte die ze in de eenzaamheid van haar eigen hart had gedaan. Ze had zichzelf beloofd dat als ze die stille smeekbeden ooit weer zou zien, ze anders zou handelen; dat ze de hulp zou zijn die ze nooit had gekregen.
Nu, staande in het gangpad van het vliegtuig, weerklonk die belofte luid in haar gedachten. De gebaren van de vrouw, die zo op haar eigen gebaren van jaren geleden leken, wekten opnieuw vastberadenheid in Sandra op. Deze keer zou ze niet alleen maar toekijken. Deze keer zou ze alles doen wat in haar macht lag om te begrijpen en te helpen. Omdat ze maar al te goed de wanhoop kende van het ongezien zijn, van signalen die verloren gaan in het lawaai van de wereld om haar heen. En ze wilde niet dat de geschiedenis zich herhaalde tijdens haar dienst.