Zonder aarzelen draaide ze zich om, met snelle en stille passen liep ze terug naar de kombuis. Daar belde ze met vaste hand het alarmnummer van het vliegveld, haar hoofd ging tekeer toen ze hun aankomst meldde en de ongemakkelijke situatie aan boord. Sandra sprak dringend in de telefoon: “Je moet bij de gate staan om aan boord te gaan zodra we geland zijn. Ik kan die vrouw het vliegtuig niet laten verlaten met die man.” Haar stem droeg een vastberadenheid die voortkwam uit diepe bezorgdheid.
Ze hing op en wendde zich tot Charlotte met een blik die alles zei. “We doen wat juist is,” stelde Charlotte haar gerust met een steunende hand op haar schouder. Sandra knikte, voelde het gewicht van hun beslissing maar gesterkt door de overtuiging dat ze een potentieel ongeluk aan het voorkomen waren. De daling van het vliegtuig werd een aftellen naar het moment van de waarheid, elke seconde tikte voorbij met verhoogde anticipatie.