Peter voelde een band in hun gedeelde ervaring als vaders. “Ik heb een dochter,” vertrouwde hij me toe. “Tot gisteravond was ik ook trots op haar. Maar toen ontmoette ik haar verloofde en vertrouwde ik hem niet. Ik wil gewoon mijn familie beschermen, maar nu praten mijn vrouw en dochter niet meer met me.” Hij boog zijn hoofd, bezwaard door zijn problemen. Tot zijn verbazing voelde hij de troostende hand van de conciërge op zijn schouder, een eenvoudig gebaar dat boekdelen sprak over hun gedeelde begrip.
De woorden van de conciërge waren bedachtzaam en weloverwogen. “In het leven doen we alles voor onze kinderen, maar er komt een tijd dat we moeten vertrouwen op de keuzes die zij maken. U hebt voor uw dochter gezorgd, net zoals ik voor mijn zoon. Als ze groeien, moet ons vertrouwen in hen ook groeien.” Peter vond onverwachte troost in deze woorden en bedankte de conciërge zonder zich bewust te zijn van de belangrijke band die ze deelden.