De vrouw liep regelrecht naar een hoekcabine in Stephanie’s sectie, gooide haar tas op de zitting en zakte met een dramatische zucht onderuit. Stephanie aarzelde. Het was haar laatste dag en omgaan met een ‘Karen’ hoorde niet echt bij het feest dat ze zich had voorgesteld. Maar met een geoefende glimlach liep ze naar de tafel toe.
“Hallo, welkom. Ik ben Stephanie, en ik zal…” “Kleurpotloden,” onderbrak Karen, die niet eens de moeite nam om op te kijken. “Mijn kinderen vervelen zich nu al. Kun je ze iets te doen geven, of moeten ze hier voor altijd zitten zonder vermaak?” Haar toon was scherp, elk woord een kleine steek. Stephanie voelde haar woede oplaaien, maar ze slikte het weg.